Meidagen

De spanningen liepen in april 1940 hoog op toen Nazi-Duitsland besloot om Denemarken en Noorwegen binnen te vallen. Deze invasie had als doel het vervoer van ijzer uit Noorwegen en Zweden veilig te stellen, wat cruciaal was voor de Duitse staalproductie. Nazi-Duitsland wilde hiermee voorkomen dat de Britten deze grondstof in handen zouden krijgen. Op 10 mei volgden Nederland, België en Luxemburg, toen de Duitsers begonnen met operatie Fall Gelb (Geval Geel). Kort daarna startte Fall Rot (Geval Rood), de invasie van Frankrijk. De achterliggende reden voor Nazi-Duitsland om ook het neutrale Nederland binnen te vallen was om Frankrijk sneller te verslaan en om te voorkomen dat Nederland een uitvalbasis kon zijn voor Groot-Brittannië. De Nederlandse strijdkrachten werden al snel overrompeld door de nieuwe Duitse manier van oorlogsvoering, Blitzkrieg (bliksemoorlog).

Het Nederlandse leger boekte op enkele plekken successen, zoals bij de Slag om Den Haag en de Slag bij de Afsluitdijk. Toch waren andere slagen minder succesvol, zoals de Slag om Maastricht, de Slag bij Mill, de Strijd om de Maasbruggen in Rotterdam en de Slag om de Grebbeberg. Het Nederlandse leger hield vier dagen stand, waarna de Duitsers Rotterdam bombardeerden. Ongeveer 800 mensen kwamen om bij dit bombardement en zo’n 80.000 Rotterdammers raakten dakloos. Uit angst voor verdere bombardementen op andere steden capituleerde Nederland. De Nederlandse strijdkrachten in Zeeland gaven zich echter niet over, omdat daar Franse troepen waren gestationeerd. Deze troepen trokken zich terug, waardoor er nog werd gevochten in Zeeland na de Nederlandse capitulatie. De Zeeuwse hoofdstad Middelburg werd verwoest en op 17 mei 1940 capituleerde ook de provincie Zeeland. Het zuidelijke deel van Zeeland, Zeeuws-Vlaanderen, viel pas op 27 mei 1940 in Duitse handen, aangezien daar nog Belgische en Franse troepen waren.

Bron: Slag om de Grebbeberg, Schets 2: Schematisch overzicht van de hoofdrichtingen van den Duitschen aanval – 1946, via https://www.grebbeberg.nl/index.php?page=photo&pid=46
De bovenstaande illustratie toont de Duitse aanval op Nederland.

De meidagen waren hectisch voor de Nederlandse soldaten, door de snel opeenvolgende gebeurtenissen. Er werd niet alleen gevochten aan het front, maar ook achter het front werd er gevochten tegen parachutisten en Duitse vliegtuigen. Er waren luchtgevechten tussen Nederlandse en Duitse vliegtuigen, en Duitse bommenwerpers voerden meerdere bombardementen uit. Bovendien heerste er angst voor de vijfde colonne onder de Nederlandse burgers en militairen. De vijfde colonne refereert naar de angst voor sabotageacties door leden van de Nationaalsocialistische Beweging (NSB), nazi-sympathisanten en Duitsers die in Nederland woonden. Hierdoor werden leden van de NSB, nazi-sympathisanten en Duitsers gearresteerd tijdens de meidagen om te voorkomen dat ze het Duitse leger zouden helpen. Dit waren de omstandigheden waarin de Nederlandse soldaten vochten tot de capitulatie.

Bron: Unkown author, Public domain, via Wikimedia Commons.
Rotterdam na het bombardement.

Na de Nederlandse capitulatie viel Nederland onder een militair bestuur tot en met 29 mei 1940. Daarna nam een civiel bestuur, onder leiding van Arthur Seyss-Inquart (1892-1946), het over. De Nederlandse troepen werden gedemobiliseerd en ongeveer 272.000 Nederlandse soldaten werden krijgsgevangenen. De niet-beroepsmilitairen (reserveofficieren en dienstplichtigen) werden al snel met groot verlof naar huis gestuurd en konden hun beroepen weer oppakken. De beroepsmilitairen (officieren, onderofficieren en manschappen) moesten een verklaring afleggen. De verklaring luidde als volgt:

‘‘Hierdoor verzeker ik op erewoord, dat ik tijdens deze oorlog, terwijl Nederland zich met het Duitse Rijk in oorlogstoestand bevindt, aan geen enkel front noch direct noch indirect zal deelnemen aan de strijd tegen Duitsland. Ik zal geen handeling beginnen of herhaaldelijk falen, waardoor het Duitse Rijk schade, van welke aard ook, zou kunnen lijden.’’

De beroepsmilitairen die deze verklaringen weigerden te tekenen bleven in krijgsgevangenschap. In totaal weigerden 69 van de 12.400 beroepsmilitairen om de verklaring te tekenen. Op 15 juli 1940 was de demobilisatie van het Nederlands leger voltooid.

Verliezen: 
Nederland (ongeveer)Duitsland (ongeveer)
2.322 doden2.032 doden
6.000 gewonden6.500 gewonden
270.000 krijgsgevangen2.000 krijgsgevangen
 500 vermisten